Dit dossier beschrijft de Nederlandse abdijbieren, hun context en hun herkomst en prikt enkele mythen door. Want hoe jong de Nederlandse abdijbieren ook mogen zijn – die mythen zijn er al, net als onder de Belgische. Benamingen, etiketten en publiciteitsmiddelen geven aanleiding tot verwarring en zijn soms onjuist of zelfs misleidend. Andere abdijbieren verdienen juist respect, want er is kaf maar ook koren onder de Nederlandse abdijbieren. En hoe!
Deel 7 (slot): Tussen feit en fake
Nederlands nep-abdijbier
Deel 7 (slot): Tussen feit en fake
Nederlands nep-abdijbier
In de delen 4 en 5 van dit dossier passeerden tien Nederlandse abdij- en kloosterbieren. Vier daarvan zouden voor een Erkend Abdijbier naar Belgische maatstaven kunnen doorgaan. Een wordt zelfs daadwerkelijk binnen een klooster gebrouwen en
een ander is geïnspireerd door oude abdijgegevens over ingrediënten. Van zulke 'echte' abdij- of kloosterbieren moet
ik de voorbeelden in België nog tegenkomen. Geen slechte score dus.
Maar het is niet alles goud wat er blinkt. In deel 6 passeerden enkele 'kloosterbieren' of 'kloosterbrouwerijen' waarvan het vooralsnog twijfelachtig is of ze die naam terecht voeren. Ze worden fysiek in een ruimte in een klooster gebrouwen - dat is het zo'n beetje. Zijn de aspiraties van deze brouwers nog fatsoenlijk, liefdevol en met de mantel der liefde te bedekken, elders komt er daadwerkelijk list en bedrog voor onder de Nederlandse abdijbieren - net als in België met zijn nepabdijen en etiketbieren.
Bonifacius
(brouwerij
De Cock, Sint Pauwels) bestaat sinds 2009. Grote kans dat u
het niet kent: het is bijna alleen
regionaal verkrijgbaar. Ik stuitte erop tijdens een familiefeest in de
bewuste streek. Dat is de omgeving van het dorp Kwadendamme, in
Zuid-Beveland. De naam van het bier verwijst naar de Bonifaciuskerk
aldaar. Bonifacius is ook
helemaal geen abdijbier, al wordt het zo genoemd, maar een kerkbier.
In
2008 werd de Sacramentsprocessie in en rond Kwadendamme, na
een onderbreking van 50 jaar, in ere hersteld. De parochie
leefde op. Men vatte een idee op om een bier te laten brouwen waarvan de
verkoop de parochie, vooral de gebouwen, zou ondersteunen. Dat plan werd
het jaar erna gerealiseerd. Het brouwen van het Bonifaciusbier is nu
uitbesteed aan
De Cock Meesterbrouwers in Sint Pauwels, net over de Zeeuws-Vlaamse
grens.
Die blijkt zelf niet te
brouwen. De Cock voert een eigen blond en donker bier, Sinpalsken,
waarvan het de recepten zelf heeft ontwikkeld. Blijkens ratebeer.com
laat De Cock deze brouwen door of bij Van Steenberge in Ertvelde. In
Sint Pauwels is geen brouwerij.
Kortom, het brouwen van Bonifacius is
uitbesteed aan De Cock, die zelf niet brouwt en die bieren laat maken bij Van Steenberge.
Dit alles staat niet in de informatie van De Cock, noch die van Van Steenberge, noch die van Bonifacius.
Waarom
besteedt men het brouwen van een (abdij)bier niet ‘direct’ uit bij een
werkende brouwerij? Ook met de Groningse Kruisherenbieren (zie deel 4) is dat het geval. Het antwoord
valt in dat geval wel te bedenken: de stichting achter het kloostermuseum in Ter Apel heeft gezocht naar een
Gronings brouwbedrijf. Een kwestie van een streekproduct creëren,
vermoedelijk, of gewoon omdat men het in de nabijheid wilde hebben. Dat
regionale brouwbedrijf vond men ook, al is de Groningse Brouwerij een
huurbrouwer.
In Kwadendamme heeft men ook met een dergelijk lokaal bedrijf samengewerkt. Er circuleren op internet nog steeds berichten
en etiketten die de Zeeuwse Peelandbrouwerij vermelden als
producent. Die brouwt inmiddels niet meer zelf. Wellicht daarom is de parochie in Kwadendamme in zee gegaan met een Belgisch
brouwbedrijf. Dat dus óók niet zelf brouwt...
Een veel urgentere vraag is: waarom heet dit kerkbier een abdijbier? Hoezo abdij?
Wel, het ‘stamt af van de Augustijnen in het St-Stefanusklooster te Gent’, aldus een cryptische vermelding in de informatie over Bonifacius. Stamt af? In welk opzicht? Wat heeft de Bonifaciuskerk met dit augustijnenklooster van doen, of andersom?
Wel, het ‘stamt af van de Augustijnen in het St-Stefanusklooster te Gent’, aldus een cryptische vermelding in de informatie over Bonifacius. Stamt af? In welk opzicht? Wat heeft de Bonifaciuskerk met dit augustijnenklooster van doen, of andersom?
Het antwoord op die vraag staat dan weer niet in de informatie. En dat
is misschien maar goed ook, want de werkelijkheid is weer eens absurder
dan de suggestie.
De augustijnen van het St. Stefanusklooster in Gent brouwden al sinds 1296 bier. Sinds 1978 laat deze orde het, met aangepaste receptuur, onder de naam Augustijn brouwen bij… inderdaad, Van Steenberge in Ertvelde. Dezelfde die bieren brouwt in opdracht van De Cock, de leverancier van Bonifacius.
Dat weet men in Kwadendamme ongetwijfeld, maar men zegt het niet. In plaats daarvan moeten we het doen met een fraaie, maar nietszeggende frase over afstamming. Het in 2009 geïntroduceerde Bonifacius kan echter onmogelijk verwant zijn aan het bier van het St. Stefanusklooster. Dat is na 1978 immers niet meer gebrouwen. Tussen de parochiekerk van Kwadendamme en het augustijnenklooster in Gent bestaan verder ook geen banden. Hier is geen sprake van afstamming, maar van commerciële verknoping. De brouwer van het voormalige St. Stefanusbier, Augustijn, is dezelfde als de brouwer van Bonifacius.
Het meest onbetamelijke in deze kwestie is dat de mensen achter Bonifacius beweren een soort van erkend abdijbier te verkopen:
‘De wildgroei [aan abdijbieren] is groot en er zijn tal van andere merken die pretenderen een abdijbier te zijn maar niet aan de in wezen simpele voorwaarden voldoen. In het algemeen hebben de echte abdij- en kloosterbieren vele andere Ordes als historische context zoals die der Norbertijnen (Grimbergen, Leffe) en Benedictijnen (Maredsous, Affligem). Ons Bonifacius Abdijbier stamt af van de Augustijnen in het St-Stefanusklooster te Gent [...].’
Maar het kan daar dus niet van afstammen. Toch beweert Kwadendamme op basis hiervan dat Bonifacius een van de vier Nederlandse merken is ‘die aan de voorwaarden van kwalificatie als Abdij-, Klooster- of Trappistenbier voldoen’ – met La Trappe, Zundert en Gerardus als de andere Nederlandse merken. (Van Berne, Sancti Adalberti en Haagsche Broeder heeft men nog nooit gehoord.)
Let op: men zegt niet dat Bonifacius de kwalificatie Erkend Abdijbier bezit – maar dat het aan de voorwaarden ervoor voldoet. Slim hè?
Dit alles valt nog te kwalificeren als om de werkelijkheid heen draaien. Maar Bonifacius verdraait
die waarheid daadwerkelijk met haar beschrijving van de (Belgische) ‘voorwaarden’
voor Erkend Abdijbier. Er moet volgens
haar ‘sprake zijn van een bepaalde religieuze relatie of binding’ – en
dat is pertinent onjuist. Sinds 1999 moet er een binding met een
abdij zijn. De
kwalificatie Erkend Abdijbier zou het Bonifacius derhalve nooit krijgen: er is geen abdij in het
geding, het bier wordt gebrouwen voor een kerkparochie.
Bonifacius rekt zelf de werkelijkheid op zodat die bij haar eigen bier en situatie past. Het rekent zichzelf vervolgens tot ‘een select en “bonafide” gezelschap’. Terwijl het verhaal van Bonifacius een aaneenschakeling is van beweringen, onjuistheden en vaagheden.
Bonifacius rekt zelf de werkelijkheid op zodat die bij haar eigen bier en situatie past. Het rekent zichzelf vervolgens tot ‘een select en “bonafide” gezelschap’. Terwijl het verhaal van Bonifacius een aaneenschakeling is van beweringen, onjuistheden en vaagheden.
Abdijbieren in
Nederland: tussen feit en fake
Abdijbieren bestaan in Nederland dus op dezelfde manier als
in België: tussen oprecht en pure fake.
De
kloosters van Agnietenbier, Capucijn en Paulus bestaan
niet meer, maar deze abdijbieren hebben ook geen verdere pretentie en
worden met correcte informatie op de markt gebracht. Rolduc en
Kruisheren dienen om de kas te spekken van instanties die geen klooster
meer zijn. Bij de museale Kruisherenstichting is dat legitiem en in lijn
met de Belgische praktijk, maar voert men ook historische onzin op. Bij Rolduc is gewoon sprake van een bedrijf met een commercieel 'abdijbier' zonder maatschappelijke
meerwaarde.
Gerardus, Sancti Adalberti, Haagsche Broeder, Berne en Kleiburg komen uit bestaande,
actieve abdijen of kloosters (in één geval een leefgemeenschap) voort en de opbrengsten komen ten goede daarvan. Ook die voldoen perfect
aan de (Belgische) criteria voor een Erkend Abdijbier. Egmond en Kleiburg hebben een eigen brouwerij op een locatie elders en als alles goed gaat krijgt Berne er ook een. Alleen Haagsche Broeder gaat
nog een stapje verder: dat wordt niet elders gebrouwen, maar binnen het klooster zelf, en met betrokkenheid van kloosterlingen.
Toebes en Axes-Castellum zijn een beetje nep: de brouwers spreken van een kloosterbrouwerij of kloosterbieren, maar er is alleen sprake van een fysieke ruimte in een werkend klooster. Een inhoudelijke band met dat klooster is er niet of nauwelijks. Ze maken wel dankbaar gebruik van die 'klooster'-connotatie, want zijn zij daardoor niet bijzonder, apart en anders? Nogmaals: dat zijn ze niet. Helaas is het begrip 'kloosterbier' of 'kloosterbrouwerij' vogelvrij.
Toebes en Axes-Castellum zijn een beetje nep: de brouwers spreken van een kloosterbrouwerij of kloosterbieren, maar er is alleen sprake van een fysieke ruimte in een werkend klooster. Een inhoudelijke band met dat klooster is er niet of nauwelijks. Ze maken wel dankbaar gebruik van die 'klooster'-connotatie, want zijn zij daardoor niet bijzonder, apart en anders? Nogmaals: dat zijn ze niet. Helaas is het begrip 'kloosterbier' of 'kloosterbrouwerij' vogelvrij.
De echte witte raaf in dit gezelschap is Bonifacius. Dat
heeft helemaal geen band met een abdij. Men
neemt in Kwadendamme een loopje met de werkelijkheid en de regelgeving.
Tussen Belgisch en Nederlands
Die regels rond dat Erkend Abdijbier en het keurmerk zijn overigens uitgevaardigd door de Unie van de Belgische Brouwers. Hebben ze dan wel waarde voor Nederlandse abdijbieren?
Die regels rond dat Erkend Abdijbier en het keurmerk zijn overigens uitgevaardigd door de Unie van de Belgische Brouwers. Hebben ze dan wel waarde voor Nederlandse abdijbieren?
Die
hebben ze zeker als zo'n bier van een Belgische brouwerij komt. In de
voorwaarden staat alleen dat het bier een band moet hebben met een echte
abdij, maar niet
dat die per se in België moet staan. Voor de
Belgische brouwers van Rolduc, Berne en Bonifacius zou
deze constructie dus zin kunnen hebben. Toch schermt geen van de drie
(resp. Proefbrouwerij - foto -, Val-Dieu
en De Cock) ermee een Erkend
Abdijbier uit Nederland te brouwen. Op de etiketten van deze bieren zoek
je
ook vergeefs naar het keurmerk. (In het geval van Bonifacius verwondert
dat niet: dat zou er als kerkbier nooit voor in aanmerking komen.)
De
Gulpener Bierbrouwij lijkt dit keurmerk juist wel te willen hebben voor
Gerardus. ‘Die
regels gelden ook voor het Gerardus Kloosterbier’, aldus Paul Rutten van
de
Gulpener in 2001. Maar het klooster staat in
Nederland, en de brouwerij ook. Hoe kunnen Belgische regels daar
dan voor gelden? De Gulpener zou er blijkbaar
wel vrijwillig aan willen vasthouden, wat natuurlijk prima is. Ze zijn
immers ons enige houvast in deze nogal mistige wereld. Dan moet de
Gulpener alleen wel die
vermelding van dat zogenaamde oorspronkelijke recept uit de reclame
verwijderen. Dat is gewoon fictie en misleidend. Het is de brouwerij die zo prat gaat
op zijn maatschappelijk bewustzijn en duurzaamheid ook onwaardig.
De smaak van het hogere
Abdijbier zou een interessante niche kunnen zijn. Zo'n bier kan zich onderscheiden door zijn herkomst en doel, en daarbij door een interessante, enigszins gedistingeerde smaak. In die zin zie ik slechts drie bieren die iets toevoegen aan het bierlandschap. De meeste Nederlandse abdij- en kloosterbieren lijken te veel op hun Belgisch evenknieën (of voorbeelden), al zitten er ook wat Nederlandse biertypen tussen (bock). Ze zijn veelal wat al te 'middle of the road' en snel ook enigszins flauw van smaak.
De drie uitzonderingen zijn wat mij betreft Paulus, Sancti Adalberti en Haagsche Broeder Prior. Paulus zou goed voorstelbaar kunnen zijn als een laatmiddeleeuws doordrinkbier, als het niet 7,5 procent alcohol zou bevatten. Dat trekt de smaak overigens niet echt omhoog. Die is zacht fruitig, vrij droog, niet zoet of bitter, maar ook net wat te licht en flauw voor een genietbier. Toch onderscheidt het zich, ook door de samenstelling natuurlijk.
De bieren van de Egmondse abdij verraden ambitie; ze zijn wel gestoeld op de Belgische traditie, maar ze slaan net een ander zijpaadje in en zijn bovendien verfijnd. In Pastorale verraste mij de originele fruitigheid - geen citrus, maar perzik, vijg, meloen, die vervolgens overgaan in een mooie combinatie van fruit-, mout- en strooptonen.
Ten slotte Haagsche Broeder Prior. Komt het dan toch doordat dit werkelijk binnen kloostermuren wordt gebrouwen? Hoe dan ook, het is een wonder van een bier, met een mooie donkerrode kleur en de geur van kruiden, rood fruit en kandij. Die zitten ook in de smaak: rijk en kruidig, zeker niet overdreven zoet, en met prettig, wrang fruit als tegenwicht. Het is een prachtig bier voor bij de kachel.
De brouwers bekennen er ondubbelzinnig kleur mee. Ze zetten in op een uitgesproken smaak, waarschijnlijk door niet zuinig te zijn tijdens de moutstorting en door daar creatief bij te zijn. Ik aarzel niet te stellen dat hun bier daardoor vijf keer spannender is dan zijn wereldberoemde soortgenoot uit Westmalle, en dan heb ik het nog niet eens over hun gerstewijn Johannesbier en de interessante andere producten. Met zulke brouwprestaties ziet de Nederlandse biertoekomst er heel zonnig uit.
Hallelujah!
Klik terug naar:
Startpagina
1: Trappistenbier, abdijbier en kloosterbier
2: Belgische abdijbieren
3: Abdijbieren in Nederland vroeger
4: Abdijbieren van verdwenen Nederlandse abdijen
5: Bieren van 'levende' Nederlandse abdijen
6. Brouwerijen in kloosterruimtes
Abdijbier zou een interessante niche kunnen zijn. Zo'n bier kan zich onderscheiden door zijn herkomst en doel, en daarbij door een interessante, enigszins gedistingeerde smaak. In die zin zie ik slechts drie bieren die iets toevoegen aan het bierlandschap. De meeste Nederlandse abdij- en kloosterbieren lijken te veel op hun Belgisch evenknieën (of voorbeelden), al zitten er ook wat Nederlandse biertypen tussen (bock). Ze zijn veelal wat al te 'middle of the road' en snel ook enigszins flauw van smaak.
De drie uitzonderingen zijn wat mij betreft Paulus, Sancti Adalberti en Haagsche Broeder Prior. Paulus zou goed voorstelbaar kunnen zijn als een laatmiddeleeuws doordrinkbier, als het niet 7,5 procent alcohol zou bevatten. Dat trekt de smaak overigens niet echt omhoog. Die is zacht fruitig, vrij droog, niet zoet of bitter, maar ook net wat te licht en flauw voor een genietbier. Toch onderscheidt het zich, ook door de samenstelling natuurlijk.
De bieren van de Egmondse abdij verraden ambitie; ze zijn wel gestoeld op de Belgische traditie, maar ze slaan net een ander zijpaadje in en zijn bovendien verfijnd. In Pastorale verraste mij de originele fruitigheid - geen citrus, maar perzik, vijg, meloen, die vervolgens overgaan in een mooie combinatie van fruit-, mout- en strooptonen.
Ten slotte Haagsche Broeder Prior. Komt het dan toch doordat dit werkelijk binnen kloostermuren wordt gebrouwen? Hoe dan ook, het is een wonder van een bier, met een mooie donkerrode kleur en de geur van kruiden, rood fruit en kandij. Die zitten ook in de smaak: rijk en kruidig, zeker niet overdreven zoet, en met prettig, wrang fruit als tegenwicht. Het is een prachtig bier voor bij de kachel.
De brouwers bekennen er ondubbelzinnig kleur mee. Ze zetten in op een uitgesproken smaak, waarschijnlijk door niet zuinig te zijn tijdens de moutstorting en door daar creatief bij te zijn. Ik aarzel niet te stellen dat hun bier daardoor vijf keer spannender is dan zijn wereldberoemde soortgenoot uit Westmalle, en dan heb ik het nog niet eens over hun gerstewijn Johannesbier en de interessante andere producten. Met zulke brouwprestaties ziet de Nederlandse biertoekomst er heel zonnig uit.
Hallelujah!
Klik terug naar:
Startpagina
1: Trappistenbier, abdijbier en kloosterbier
2: Belgische abdijbieren
3: Abdijbieren in Nederland vroeger
4: Abdijbieren van verdwenen Nederlandse abdijen
5: Bieren van 'levende' Nederlandse abdijen
6. Brouwerijen in kloosterruimtes
Complimenten. Naar deze achtergrond was ik op zoek. Ik overwoog dat nieuwe abdijbierenboek van Fedor Vogel te kopen, maar zag al dat daar een bier als Bonifacius niet in werd behandeld (misschien terecht n.a.v. bovenstaande). Ach, wellicht zal ik dat boek evengoed aanschaffen, maar dit is in ieder geval een mooie en gedetailleerde beschrijving van de bieren. Net als in je boek zeer goed uitgediept. Respect voor het onderzoek dat daarin is gaan zitten.
BeantwoordenVerwijderenWordt zeer gewaardeerd. Dank.
Jacco van den Bor