Het klinkt nu gek, maar pilsener heeft zijn intrede onder de Nederlandse bierdrinkers laat en ook nog eens schoorvoetend gemaakt. Hoe ging dat, en wat is het eerste Nederlandse pilsener geweest? En hoe zat het eigenlijk met dat succes van Heineken op die fameuze Wereldtentoonstelling in Parijs?
'Plaats delict': het Brauhaus van Pilsen in 1842 |
Dit artikel introduceerde vermoedelijk het bier en de brouwerijen uit Pilsen in Nederland. Het begrip ‘pilsener’ stond er overigens nog niet in. Dat dook pas in juli van het volgende jaar op in dezelfde krant, die het ‘de geliefkoosde volksdrank te Weenen’ noemde. En nog een jaar later gaf de Provinciale Noordbrabantsche en ’s Hertogenbossche Courant er een eerste beschrijving van. De krant citeerde op 19 januari 1875 uit een niet nader genoemd Frans blad: ‘Men noemt het blond als de heldin van een ballade, licht als het geweten van een diplomaat, schitterend als de belofte van een financier en schuimend als eene redevoering van Lorgeril’ (een felle Franse parlementariër). Ziedaar dus het pilsener bier: blond van kleur, licht van karakter, fonkelend in het glas en bruisend tot en met.
(Niet) uit Beieren
Kort na dit bloemrijke proza werd het pilsener de Nederlandse
drinkers dan echt in het verschiet gesteld. Bierexporteur M.J. Schwab uit
Würzburg bood het in het Algemeen
Handelsblad van 6 februari 1875 ter verkoop aan. Het liep echter niet zo hard met de belangstelling. Pas anderhalf jaar later, in juli 1876, konden Arnhemmers het als eerste Nederlanders in een café aan hun lippen zetten, begin
1877 gevolgd door de Zwollenaren. Het anders op biergebied zo
trendsettende Amsterdam volgde nog later in 1877.
Algemeen Handelsblad, 13 mei 1877 |
In juli 1878 dan zette de Alt Pilsener Brauerei de volgende stap. Dat bedrijf stelde een agent aan voor exclusieve verkoop van haar bier in Nederland, een zekere Simon Löw op de hoofdstedelijke Herengracht. Alt Pilsener was overigens niet de brouwerij waar Joseph Groll in 1842 zijn ‘uitvinding’ had gedaan; dat was het Bürgerliche Brauhaus. Pilsen was sindsdien een heuse bierstad geworden, met naast deze twee brouwerijen ook nog de Pilsener Aktiën-Brauerei en de Sanct Stephans Brauerei. Die zouden eveneens de Nederlandse markt betreden.
Vaak vermeldden
handelaren of horeca overigens niet van welke brouwerij ze een pilsener aanboden,
of ze volstonden ermee het ‘original’ of ‘echt’ te noemen. Die aanprijzingen werden relevant
toen de eerste Nederlandse brouwerijen pilsener gingen brouwen; en dat
gebeurde al binnen een paar jaar nadat pilsener hier goed en wel op de markt was gekomen.
Graafsche Courant, 8 december 1877: geboorte van het eerste Nederlandse pilsener. |
Stapsgewijs
Algemeen Handelsblad, 19 januari 1879 |
Daarvan bood Amstel in december 1877 als eerste eigen pilsener aan, in Nijmegen. (Dat is dan binnenkort dus weer 140 jaar geleden.)
Het was blijkbaar een regionaal schot voor de boeg; wellicht een probeersel, en wie weet een mislukking. In elk geval volgde er geen herhaling, zoals ook de poging tot ‘lancering’ van pilsener
in 1875 niet zo aansloeg. Maar gedurende 1878 was geïmporteerd pilsener geleidelijk toch op meer
plaatsen verkrijgbaar, Vanaf januari 1879 bood de Amersfoortsche
Beijersch-Bierbrouwerij als tweede Nederlands bedrijf een eigen brouwsel aan. Hoewel niet iedereen daarvan
gecharmeerd was, bleef de Amersfoortsche
er daarna wel stug mee doorgaan.
Nederland
liep dus vrij langzaam warm voor de goudgele rakker, onwennig leek het wel. Nieuwe brouwinitiatieven kwamen er ook stapsgewijs. Heineken had in april 1880 voor het eerst eigen
pilsener gereed, maar het vervolg liet een jaar op zich wachten. Door de onzekerheid over de ontvangst en ongetwijfeld ook door de lastige productie (die zeer blanke mout en zorgvuldig uitgisten vergde) was het geen ABC'tje om Nederlands pilsener uit te brengen.
Goudsche Courant, 10 april 1880: het voorzichtige begin van een tijdperk |
Pas vanaf 1881 kwamen er steeds meer. In april verscheen er ‘Amsterdamsch’ pilsener op de markt. Dat was doorgaans een aanduiding voor producten van de Koninklijke Nederlandsche Beijersch-Bierbrouwerij, sinds 1867 de eerste grote Nederlandse fabriek voor ondergistend bier. Heineken pikte de draad toen ook weer op, en Amstel ging vanaf juli pilsener aanbieden; drieënhalf jaar na de eerste poging.
Arnhemsche Courant, 2 april 1881 |
Torenhoog
Tussen 1880 en 1900 werd pilsener uiteindelijk een vaste waarde in Nederland. Het onderscheidde zich met zijn doorschijnende gloed en zijn pittige en niet branderige smaak - echt iets heel anders dan Beiers. Alle belangrijke brouwerijen kwamen met een pilsener.
Amstel en Heineken werden al snel de grootste merken en begonnen het ook te exporteren. De marketing liet in het begin nog wel wat te wensen over. In Egypte boekte het pilsener van Heineken succes, maar waren het merk en de herkomst nauwelijks herkenbaar. ‘[...] zelfs in den winkel noemt men het niet Nederlandsch bier, maar Pilsener,’ schreef een correspondent in 1887. ‘Heinekens naam en Amsterdam staan er te klein op; vraagt men om: bière Hollandaise? “Monsieur, nous n’avons pas ça.”’
(bieretiketten.nl) |
Volkseigendom
Uiteindelijk zijn de Nederlandse pilseners ook doorgebroken naar de lagere bevolkingsklassen in eigen land. Eerst gingen die nog aan de lichtere en dus goedkopere ondergistende lager of gerstelager. Maar pilsener, aanvankelijk een duur ‘speciaalbier’, werd langzaam ook betaalbaarder. Na de Eerste Wereldoorlog zou het zijn kleine broertjes en zusjes voorbijstreven en zelf ‘volksbier’ worden. The rest is history.
Ten slotte: wanneer is het pilsener ‘pils’ en ‘een pilsje’ geworden? Ook een mooie vraag voor zo’n verjaardag. In het tijdschrift Abraham Prikkie’s op- en aanmerkingen van 9 juni 1895 staat in een dialoog de opmerking: ‘Als: de goochelaar minder burengerucht in zijn hoek van Oud-Holland maakt, dan: geef ik een rondje Pils bij Fisslthaler.’ Vooralsnog is dat de oudste ‘pils’, maar dit valt niet eenvoudig dicht te timmeren. Aanvullingen welkom! En het oudste ‘pilsje’ dateert wellicht van 4 november 1905, toen dagblad De Tijd een nieuw modern café-restaurant op het Vreeburg in Utrecht besprak: ‘En allen dronken er het biertje, dat niet vijftien, niet tien, maar twaalf centen kostte. En de prijs van het Pilsje bepaalde voortaan de kwaliteit van het publiek; [...].’
Het hoeft geen betoog dat dergelijke publicaties de volksmond volgen; de twee woorden zijn kortom zeker ouder.
De taveerne van Heineken in Parijs, 1889 (L'Illustration) |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten