Deel 4: Abdijbieren van verdwenen Nederlandse abdijen
In 1980 namen de trappisten van Onze Lieve Vrouwe van Koningshoeven in Berkel-Enschot zelf de roerstok weer ter hand. Ze brachten daarna ook geen ondergistend bier meer (daar was toch al genoeg van), maar alleen een tripel van 7 procent alcohol. Dat voorzichtige begin was, samen met de niet ver weg gelegen Arcener Bierbrouwerij, tevens een van de ijkpunten van het 'nieuwe brouwen' dat toen voorzichtig de kop opstak in Nederland.
Tegenwoordig floreert de Berkelse trappistenbrouwerij binnen die nieuwe biercultuur als nooit te voren. Er komen allerlei biersoorten vandaan onder het merk La Trappe. En sinds 2013 is er ook weer een tweede Nederlandse trappistenbrouwerij, in Zundert. Ten overvloede: wat zij brouwen zijn trappistenbieren, geen abdijbieren.
Nederlandse abdijbieren
Maar abdijbieren kwamen er ook. Sinds dat eerste La Trappe is de biercultuur in Nederland enorm gegroeid. Tegenwoordig omvat die naast de twee trappistenbrouwerijen ook abdijbieren en kloosterbieren – net als in België! Meer nog: er is een echte kloosterbrouwerij – binnen kloostermuren en met actieve medewerking door kloosterlingen – bijgekomen en twee abdijen werken aan een eigen brouwerij.
Op het gevaar af dat dit morgen alweer achterhaald
is (heel gewoon in deze biertijden): er bestaan veertien merken abdij- of kloosterbier. Daarmee
bedoel ik: bieren die van hun brouwers deze aanduiding meekrijgen, op het etiket of anderszins. Negen ervan dragen ook gewijde of anderszins 'katholiek' klinkende namen, in alfabetische volgorde: Agnietenbier, Axes-Castellum, Bonifacius, Capucijn, Gerardus, Haagsche Broeder, Kruisheren, Paulus en Sancti Adalberti. De overige vijf, (de abdij
van) Berne, De Bolle Paep, Kleiburg, Rolduc en Toebes, hebben namen met een andere achtergrond. (Klik voor een grotere kaart met hun situering.)
'Verdwenen abdij'-bieren
Vijf van deze bieren verwijzen naar een verdwenen abdij of
klooster uit het verleden: Capucijn, Paulus, Agnietenbier, Rolduc en Kruisherenbier. Van de drie eerstgenoemde zijn zelfs de gebouwen in hun geheel verdwenen.
Capucijn (Budelse
Bierbrouwerij) bestaat sinds 1985 en is het oudste hedendaagse abdijbier uit
Nederland. Strikt genomen kan het overigens geen abdijbier zijn: de kapucijnen
waren een kloosterorde. Eigenlijk is het dus een kloosterbier. De naam verwijst
naar kapucijnen die van 1882 tot 1891 in een klooster in het
Brabantse dorp waren gevestigd. Dit bestaat dus niet meer en diende de brouwerij
louter ter inspiratie en naamgeving. ‘Met toewijding gebrouwen ter ere
van de Franse Capucijnen in Budel,’ aldus de brouwerij op zijn site. Capucijn is een typische dubbel: bovengistend, donker en met 6,5 procent alcohol.
Paulus (brouwerij
De Leckere, Utrecht) bestaat sinds 2007. De naam is die van de Paulusabdij
in Utrecht, een benedictijnerabdij die van de 11e tot en met de 16e eeuw heeft
bestaan.
In 2008 verhuisde het Utrechts Archief naar de voormalige locatie van dit rond 1800 afgebroken abdijcomplex. In de aanloop naar deze verhuizing werd een tentoonstelling opgezet. Tijdens de voorbereidingen daarvoor dook een oud document uit de abdij op met bieringrediënten en hulpmiddelen: ‘een brauwketel, drije cuijpen, 9 mud mouts, drye mud garsten, twee manden daer men die garts mede draecht, een houten schup, omtrent ses last havers...’. Brouwerij De Leckere brouwde met deze inspiratiebron, en ter gelegenheid van de tentoonstelling, het troebele, lichtblonde bovengistende bier Paulus, met gerst, tarwe, haver en hop, en met 7,5 procent alcohol.
In 2008 verhuisde het Utrechts Archief naar de voormalige locatie van dit rond 1800 afgebroken abdijcomplex. In de aanloop naar deze verhuizing werd een tentoonstelling opgezet. Tijdens de voorbereidingen daarvoor dook een oud document uit de abdij op met bieringrediënten en hulpmiddelen: ‘een brauwketel, drije cuijpen, 9 mud mouts, drye mud garsten, twee manden daer men die garts mede draecht, een houten schup, omtrent ses last havers...’. Brouwerij De Leckere brouwde met deze inspiratiebron, en ter gelegenheid van de tentoonstelling, het troebele, lichtblonde bovengistende bier Paulus, met gerst, tarwe, haver en hop, en met 7,5 procent alcohol.
De Paulusabdij vroeger |
Een last was 25 mud, dus dit bier zou zijn gebrouwen met 150 mud haver, 9 mud mout (vermoedelijk gerstemout) en 3 mud gerst (wellicht ongemout). Dat zou in totaal neerkomen op 92 procent haver en de rest gerst. Het klinkt gek, maar dat is het niet helemaal. Utrecht schreef in 1433 voor om kuit te brouwen uit slechts twee granen: haver en gerst – net als in dit document. (Daarmee was Utrecht overigens een buitenbeentje: in alle andere steden ging er ook tarwe in kuit.) Het havergehalte in dat Utrechtse stadsvoorschrift was bovendien hoog: 75 procent. En ook de Paulusabdij liet in elk geval zeer grote hoeveelheden haver aanrukken voor zijn bier.
De belangrijkste vaststelling na het bovenstaande is
natuurlijk dat Paulus daadwerkelijk is gebaseerd op historisch bier; op een
abdijbier waar nog gegevens over bestaan. Dat is meer dan van nagenoeg alle commerciële abdijbieren kan worden gezegd. Paulus is geen flauwekulbier en ook geen louter moderne creatie. Dit gegeven verleent het meer status dan de andere twee
bieren die naar een verdwenen abdijbierverleden verwijzen, het al genoemde
Capucijn en Agnietenbier.
Agnietenbier
(brouwerij Hettinga, Zwolle) bestaat sinds 2011. De naam is ontleend aan het
verdwenen Agnietenklooster te Zwolle, waar de schrijver, mysticus en augustijner monnik Thomas a Kempis (1380-1472) leefde. Zijn beeltenis, en die van een oud landschapsschilderij met het klooster (onder), sieren het etiket van Agnietenbier. Dat wordt overigens heel correct als kloosterbier
aangeduid, niet als abdijbier.
Het Historisch Centrum Overijssel hield eind 2011 een tentoonstelling
over de Moderne Devotie en liet bij die gelegenheid dit bier brouwen, als extra
publiciteitsmiddel uiteraard. Die informatie is wel terug te vinden, maar niet
op de hedendaagse etiketten. Het bier zelf is een hedendaagse creatie van
Hettinga, gebrouwen met gevitaliseerd (?) water, goudgeel van kleur, ongefilterd en met 5,5
procent alcohol. Daarmee is het een typisch 'blond bier'.
Ex-abdijen
Klik verder of terug naar:
Startpagina
Ex-abdijen
Twee andere Nederlandse abdij- en kloosterbieren zijn
verbonden met een abdij waarvan alleen de gebouwen nog bestaan. Beide fungeren
niet meer als abdij: Rolduc en Kruisheren. En alsof de duvel ermee speelt is er
bij beide nogal wat aan te merken op naam, identiteit en publiciteit.
Rolduc
(Proefbrouwerij, Lochristi) bestaat sinds 2002. De naam verwijst
uiteraard naar de in 1796 gesloten abdij van augustijner koorheren Rolduc,
nabij Kerkrade, waarvan de gebouwen nog altijd bestaan. Tegenwoordig huisvesten
ze een conferentieoord en horeca.
Ooit vond men in oude verslagen vermelding
van een bierbrouwerij in Rolduc in 1146. Kennelijk ontstond toen het idee een
‘eigen kloosterbier’ (bedoeld moet zijn: abdijbier) te laten maken. De baten
ervan vloeien naar Rolduc, dat bezwaarlijk nog voor een klooster of abdij kan doorgaan. Daarmee wordt het Belgische 'royalty's'-idee dus op puur commerciële
wijze toegepast. De vermelding 'abdijbier' op etiket en glas draait de consument een rad voor ogen:
Rolduc is een middel van inkomsten voor een bedrijf, maar geen 'abdijbier'. Zoals al eerder opgemerkt: verzinsels zijn nu eenmaal niet strafbaar. Het begrip 'abdijbier' kent ook geen enkele wettelijke bescherming.
Rolduc is een goudgele tripel met 8 procent alcohol, volgens
de website van het bedrijf ‘gebrouwen volgens eeuwenoude traditie’. Dat is
baarlijke nonsens. Heel wat reëler is wat men elders schrijft: ‘Destijds was het
drinken van bier, dat overigens niet te vergelijken is met de bieren van
tegenwoordig, gezonder dan het drinken van water, aangezien bier een kookproces
had doorgemaakt en derhalve vele schadelijke bacteriën gedood waren.’ En dat
zal met het oog op het gebruik als dagelijkse drank beslist geen bier van 8
procent zijn geweest, maar eerder iets van 2 tot 4 procent.
De Kruisheren-bieren
(Groninger Bierbrouwerij) bestaan sinds 2005. Ze verwijzen naar het Kruisherenklooster
te Ter Apel, dat tegenwoordig een Museum voor Klooster- en Kerkgeschiedenis
& Religieuze Kunst huisvest.
Sinds 1465 werd er in dit voormalige klooster bier
gebrouwen. Op de website van het voormalige klooster schrijft men over brouwende monniken die
vanaf de Middeleeuwen ‘op ambachtelijke wijze altijd geurige, smakelijke bieren
gebrouwen’ hebben. Waar men die kennis vandaan heeft, wordt er helaas
niet bij verteld. Het kan nog absurdistischer. Ze (de monniken) ‘doen dat
[geurige, smakelijke bieren brouwen] nu nog altijd, getuige de Kruisheren
Klooster Ter Apel Bieren’, aldus nog altijd de website. Complete onzin: in Ter Apel huizen geen monniken
meer, laat staan brouwende. Dat is op de website trouwens gewoon terug te vinden,
dus hier is iemand het spoor flink bijster geraakt.
Klooster Ter Apel wordt bestuurd door een stichting met nobele doelen: de instandhouding van het complex en het
museum. Daarvoor fungeert het onder meer als galerie, concertpodium,
vergaderlocatie en huwelijkslocatie. Ook de verkoop van bier kan daar inkomsten voor
genereren.
Volgens de website worden deze Kruisherenbieren ‘in België en
Duitsland volgens verfijnde receptuur gebrouwen’. Daar worden ze ‘in licentie gebrouwen door de
Groningse Brouwerij’. Inderdaad staan ze allemaal op de website van die
brouwerij: pilsener, blond, rosébier, herfstbock, winterbock, dubbel, tripel en
quadrupel en een Jubileumbier. De brouwerij zelf zwijgt overigens in alle toonaarden over
de kloosterlijke connecties of inhoud.
De Groninger Brouwerij is een
huurbrouwer, die de Kruisheren-bieren aanvankelijk in Duitsland brouwde. Sinds het faillissement en de doorstart van de brouwerij in 2012 gebeurde
dat ergens in België. Tegenwoordig brouwt de Groningse in Duitsland en bij de
Sallandse Bierbrouwerij, maar onduidelijk is waar de Kruisherenbieren precies worden
gemaakt. De recepten zijn door de brouwerij zelf ontwikkeld.
Klik verder of terug naar:
Startpagina
Geen opmerkingen:
Een reactie posten